- geen
- {{geen}}{{/term}}I 〈hoofdtelwoord〉1 [niet één enkele; niet de geringste hoeveelheid] none; 〈+ zelfstandig naamwoord〉 not a/any; 〈voornamelijk formeel〉 no♦voorbeelden:1 hij heeft geen auto • he doesn't have a cargeen cent waard zijn • not be worth a penny〈informeel〉 dat gaat je geen donder aan • that's none of your damn businessgeen geld meer hebben • have no money lefthij heeft geen geld • he doesn't have any/he has no moneyer zijn bijna geen sigaretten meer • we're nearly out of cigarettesgeen wijn kunnen verdragen • not be able to take winehij zwemt als geen ander • he's second to none at swimmingbijna geen • almost none, hardly anygeen van die jongens/van allen/beiden • none of those lads, none of them, neither (of them)geen van die boeken/van alle/beide • none of those books, none of them, neither of themzo goed als geen • practically none, few if anyII 〈lidwoord〉1 [niet 'n] not a; 〈voornamelijk formeel〉 no2 [als ontkenning zonder meer] not a(ny); 〈voornamelijk formeel〉 no♦voorbeelden:1 geen groot geheim maken van • make no secret ofnog geen tien minuten later • not ten minutes laternog geen twee jaar geleden • less than two years agogeen enkele reden hebben om te • have no reason whatsoever to2 hij kent/spreekt geen Engels • he doesn't know/speak (any) Englishdat is geen Engels • that isn't Englishze heet geen Vanessa • her name isn't Vanessavan geen wijken weten • not budge (an inch)geen één • not (a single) one
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.